Verjaring en opeisbaarheid bij een geldlening voor onbepaalde tijd
Bij het aanvang van een overeenkomst voor een geldlening tussen partijen, spreken partijen vooraf vaak af wanneer het geleende geldbedrag, vaak in hoeveel termijnen en tegen welk rentepercentage, dient te worden terugbetaald. Voor beide partijen is voorafgaand aan ondertekening van de overeenkomst op deze manier helder wat de voorwaarden en verplichtingen zijn. Maar wat wanneer partijen onderling geen afspraken hebben gemaakt over de duur van de geldlening of de rentevergoeding met elkaar hebben afgesproken?
Het verschil bij een geldlening voor onbepaalde- en bepaalde tijd
Als er vooraf niets is afgesproken over de looptijd danwel de rentevergoeding bij een overeenkomst? Dan spreken we over een geldlening van onbepaalde tijd. Er is dan niet bepaald wanneer een overeenkomst eindigt en het geleende geld terugbetaald dient te zijn.
Bij overeenkomsten van geldlening waar wel een terugbetalingstermijn is bepaald. Een geldlening voor bepaalde tijd, is de vordering tot terugbetaling opeisbaar zodra het afgesproken termijnen zijn verstreken. De dag volgende op de dag dat de vordering opeisbaar is geworden, is de dag dat het wettelijk verjaringstermijn begint te lopen. Het verjaringstermijn is in dit geval 5 jaar (art. 3:307 lid 1 BW). Houdt de geldleningverstrekkende partij binnen vijf jaar zich echter schriftelijk en ondubbelzinnig het recht op nakoming voor, dan is daarmee de verjaring gestuit. Maakt de geldleningverstrekker niet binnen die termijn aanspraak op terugbetaling, dan is de vordering daarmee verjaart en kan deze vanaf dat moment niet meer worden opgeëist.
Het voorgaande is niet van toepassing op geldleningen voor onbepaalde tijd. Er is namelijk geen betalingsmoment afgesproken en de vordering tot terugbetaling is daarmee op dat moment (nog) niet opeisbaar. Omdat de vordering niet opeisbaar is gaat er in eerste instantie geen verjaringstermijn lopen. Pas op het moment dat de geldleningverstrekker aanspraak maakt op terugbetaling, wordt de vordering alsdan opeisbaar en gaat het verjaringstermijn lopen. Het verjaringstermijn gaat vanaf dan lopen op dag waarop de terugbetaling dient te geschieden.
Bericht van de geldleningverstrekker
De wet bepaalt in Art. 7:129e BW dat bij geldleningen voor onbepaalde tijd, de schuldenaar gehouden is de geldlening terug te betalen, binnen een termijn van zes weken nadat de mededeling is gedaan dat tot opeising van de geldlening wordt overgegaan. Dit kan anders zijn als in de overeenkomst tussen beide partijen hierover iets anders is afgesproken.
Deze termijn van 6 weken is als zeer kort aan te merken, zeker als het om grote bedragen gaat die terugbetaald dienen te worden. Bij het aangaan van een geldlening van onbepaalde tijd is het dus raadzaam hier iets over af te spreken en onzekere situaties te voorkomen.
Op welk moment verjaart een geldlening voor onbepaalde tijd?
Bij het voorgaande is verder van belang dat in het kader van de rechtszekerheid een vordering tot terugbetaling van een niet opgeëiste geldlening voor onbepaalde tijd weldegelijk kan verjaren Art 3:307 lid 2 BW. Dergelijke vorderingen verjaart na het verstrijken van een termijn van 20 jaar na de dag waarop opeising op zijn vroegst mogelijk is. Met andere woorden; Na 20 jaar na het verstrekken van de overeengekomen en verstrekte geldlening aan de schuldenaar, verjaart een geldlening van onbepaalde tijd. Er kan vanaf dat moment geen aanspraak meer gemaakt worden door de geldleningverstrekker.
Bron: Cash2Collect